luistervaardigheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • luis·ter·vaar·dig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luistervaardigheid luistervaardigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de luistervaardigheidv

  1. het kunnen herkennen en begrijpen van gesproken taal
    • Mensen die de taal goed kunnen lezen hoeven nog niet voldoende luistervaardigheid te hebben. 

Gangbaarheid