linker
- lin·ker
- In de betekenis van ‘tegenover rechter’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
- Afgeleid van links met het achtervoegsel -er
stellend | |
---|---|
onverbogen | linker |
verbogen |
linker [2]
- aan die zijde van het lichaam waar gewoonlijk het hart zit
- Waar is de linker handschoen gebleven?
1. aan die zijde van het lichaam waar gewoonlijk het hart zit
- Naamwoord van handeling van linken met het achtervoegsel -er [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | linker | linkers |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
- (informatica) link-editor (programma om diverse sourcecodes te 'linken')
linker
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van link
- Het woord linker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "linker" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "linker" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ linker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be