linkerrij
- lin·ker·rij
- samenstelling van linker bn en rij zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | linkerrij | linkerrijen |
verkleinwoord | linkerrijtje | linkerrijtjes |
- de kolom of rij aan de linkerkant
- ADO wil graag naar het linkerrijtje, want dan behoren ze tot de beste helft van de competitie.
- De linkerrij is voor de mensen die al een kaartje hebben gekocht.
- Het woord 'linkerrij' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "linkerrij" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be