• lin·ker·zij·spie·gel
enkelvoud meervoud
naamwoord linkerzijspiegel linkerzijspiegels
verkleinwoord

de linkerzijspiegelm

  1. (transport) de verplichte spiegel aan de linker buitenkant van een voertuig
     De Audi mindert weer vaart, net zo lang tot ze weer vlak achter hem zit. De fucker! In haar linkerzijspiegel ziet ze dat een hele sliert wagens haar begint in te halen.[1]
     De 47-jarige man reed rond 17:30 uur in zijn personenauto op de Soerelseweg richting Nunspeet toen een grijze bestelbus hem tegemoet kwam rijden. Deze bestelbus raakte met de linkerzijspiegel en deur van de auto van de 47-jarige man aan.[2]
  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2.   Weblink bron “Automobilist rijdt door na aanrijding” (13 maart 2009), Reformatorisch Dagblad