• lin·ker·bo·ven·hoek
enkelvoud meervoud
naamwoord linkerbovenhoek linkerbovenhoeken
verkleinwoord linkerbovenhoekje linkerbovenhoekjes

de linkerbovenhoekm

  1. de hoek aan de bovenkant links
     Met een groet voor die naamloze vrouw, van wie ik toch - ten onrechte waarschijnlijk - een beetje het gevoel heb dat ik haar, uit die paar regeltjes in de krant, enigszins heb leren kennen,ErnstIn een hartversnellende opwelling had hij vanmiddag de brief gefotokopieerd en het origineel verstuurd met het nummer in de linkerbovenhoek van de envelop.[2]
     Kort na de pauze kwam Celta op gelijke hoogte via Fran Beltran. Hij nam een voorzet direct op zijn slof en zag de bal in de linkerbovenhoek verdwijnen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Nog drie punten en dan is Atlético zeker van Champions League-ticket” (08-07-2020), NOS