Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lin·ker·arm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord linkerarm linkerarmen
verkleinwoord linkerarmpje linkerarmpjes

Zelfstandig naamwoord

de linkerarmm

  1. (anatomie) de arm aan de zijde van waar zich in het lichaam gewoonlijk het hart bevindt
Antoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be