Een man benadrukt zijn woorden met opgeheven linkerwijsvinger
  • lin·ker·wijs·vin·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord linkerwijsvinger linkerwijsvingers
verkleinwoord linkerwijsvingertje linkerwijsvingertjes

de linkerwijsvingerm

  1. (anatomie) de wijsvinger aan de zijde van waar zich in het lichaam gewoonlijk het hart bevindt