Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lin·ker·oor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord linkeroor linkeroren
verkleinwoord linkeroortje linkeroortjes

Zelfstandig naamwoord

het linkerooro

  1. (anatomie) het oor aan de zijde van waar zich in het lichaam gewoonlijk het hart bevindt
Antoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be