Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lin·ker·zij·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord linkerzijde linkerzijden
linkerzijdes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de linkerzijdev

  1. de kant waar zich gewoonlijk het hart bevindt
    • De speer doorboorden hem aan de linkerzijde. 
  2. (politiek) een aanduiding voor de progressieve krachten in een land
    • Deze partij voert ter linkerzijde oppositie tegen de regering. 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid