grave
- gra·ve
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘plechtig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1772 [1]
grave
- datief onzijdig van graaf, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
- ten grave (dragen)
vervoeging van |
---|
graven |
grave
- aanvoegende wijs van graven
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Geluid: grave (VS) (hulp, bestand)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
grave | graves |
grave
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | grave | graven |
genitief | graven | graven |
datief | grave | graven |
accusatief | grave | graven |
grave m
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk / vrouwelijk |
grave | graves |
grave
- erg, ernstig
- (spreektaal) gestoord
- «Mathieu, il est vraiment grave, il a fait pipi en classe!»
- Mathieu is echt van Lotje getikt, hij heeft geplast in het klaslokaal! [1]
- «Mathieu, il est vraiment grave, il a fait pipi en classe!»
- (spreektaal) heel erg, ontzettend
- «Bon, on va bouffer ? J’ai grave faim!»
- Gaan we eten? Ik heb ontzettend trek! [1]
- «Bon, on va bouffer ? J’ai grave faim!»
vervoeging van |
---|
graver |
grave
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van graver
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van graver
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van graver
- gra·ve
- Bijvoeglijk naamwoord: afkomstig van Frans: grave bn ← Latijn: gravis bn ("zwaar") komt
- Bijwoord: afkomstig uit het Italiaans ← Latijn: gravis bn ("zwaar") komt
- Werkwoord [A]: afkomstig van Oudnoords: grafa ww
Naar frequentie | 2428 |
---|
grave
- grave (alleen gebruikt in de samenstelling accent grave bn )
grave
[A] grave
- overgankelijk graven
- «Det ble nødvendig å grave ny grøft og legge ny kabel.»
- Het was nodig een nieuwe geul te graven en nieuwe kabels te leggen.
- «Det ble nødvendig å grave ny grøft og legge ny kabel.»
- overgankelijk opbreken
- [1]: gravemaskin zn
- grave bort ww
- grave fram ww
- grave frem ww
- grave ned ww
- grave opp ww
- grave seg ned i ww
- grave til seg ww
- grave ut ww
vervoeging | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs | grave | grave |
tegenwoordige tijd | graver | graver |
verleden tijd | grava gravet |
gravde |
voltooid deelwoord |
grava gravet |
gravd |
onvoltooid deelwoord |
gravende | gravende |
lijdende vorm | graves | graves |
gebiedende wijs | grav | grav |
vervoegingsklasse | Klasse 1 zwak | Klasse 3 zwak |
opmerking | [B] optioneel |
[B] optioneel |
[B] grave
- overgankelijk begraven (vis op een bepaalde manier aanmaken, zoals begraven zalm)
- gra·ve
- Bijvoeglijk naamwoord: afkomstig van Frans: grave bn ← Latijn: gravis bn ("zwaar") komt
- Bijwoord: afkomstig uit het Italiaans ← Latijn: gravis bn ("zwaar") komt
- Werkwoord: afkomstig van Oudnoords: grafa
grave
grave
- grave (alleen gebruikt in de samenstelling accent grave)
grave
- overgankelijk graven
- overgankelijk opbreken
- overgankelijk begraven (vis op een bepaalde manier aanmaken, zoals begraven zalm)
- [1]: gravemaskin zn
- grave bort ww
- grave fram ww
- grave ned ww
- grave opp ww
- grave seg fram ww
- grave seg heim ww
- grave seg ned i ww
- grave seg vekk ww
- grave til seg ww
- grave ut ww
har grave
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van grave
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | grave | graves |
vrouwelijk | grave | graves |
grave