• gra·ve fram
vervoeging
onbepaalde wijs grave fram
tegenwoordige tijd graver fram
verleden tijd gravde fram
grov fram
voltooid
deelwoord
gravd fram
onvoltooid
deelwoord
gravende fram
lijdende vorm graves fram
gebiedende wijs grav fram
vervoegingsklasse Klasse 3 zwak
opmerking

grave fram

  1. overgankelijk opdelven, opgraven, uitgraven
    «Mens de holdt på å grave fram kvinnen, som da var i live, kom et nytt ras, og de to måtte komme seg unna.»
    Terwijl ze bezig waren de vrouw uit te graven, die nog leefde, kwam er een nieuwe lawine en de twee moesten weg zien te komen.
  2. overgankelijk, (figuurlijk) (nieuwe informaties) opsporen, vinden
  • [1]: grave fram een skatt
een schat uitgraven
  • [2]: grave fram nye opplysninger i en sak
nieuwe informatie in een zaak opsporen


  • gra·ve fram
vervoeging
onbepaalde wijs grave fram
grava fram
tegenwoordige tijd grev fram
verleden tijd grov fram
voltooid
deelwoord
grave fram
onvoltooid
deelwoord
gravande fram
lijdende vorm gravast fram
gebiedende wijs grav fram
vervoegingsklasse Klasse 6 sterk
opmerking

grave fram

  1. overgankelijk opdelven, opgraven, uitgraven
  2. overgankelijk, (figuurlijk) (nieuwe informaties) opsporen, vinden
  • [2]: grave fram nye moment i saka
nieuwe factoren in een zaak vinden