Jezus wordt begraven [2]
  • be·gra·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
begraven
begroef
begraven
klasse 6 volledig

begraven

  1. overgankelijk iets onder de grond stoppen
    • Tijdens de oorlog had hij zijn waardevolle spullen begraven in de tuin. 
     De eerste 320 kilometer gaat het pad dwars door de droge Negevwoestijn, waar je van tevoren je eigen watervoorraad zorgvuldig moet begraven, omdat er geen enkel waterpunt in de wijde omgeving is.[2]
  2. overgankelijk een overledene in een kist aan de aarde toevertrouwen
    • Opa werd na zijn overlijden begraven, zelf wil ik gecremeerd worden. 
    • En dat levend begraven worden met nog een paar dagen te gaan voor het einde van de oorlog botte pech zou zijn. [3] 
  3. overgankelijk, (figuurlijk) vergeten
    • Ze zullen hun strijd maar moeten begraven 
  4. (figuurlijk) iets wegestoppen; iets onzichtbaar maken
     Hij begroef een aantal seconden zijn gezicht in zijn handen.[4]
  1. opgraven
  1. bedelven
vervoeging van: begraven…
geen verbogen vorm

begraven

  1. voltooid deelwoord van begraven
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. begraven op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 18
  4. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • Afgeleid van het Oudsaksische bigravan
  • Afgeleid van het werkwoord graven met het voorvoegsel be-

begraven

  1. begraven, bijzetten


  • Afgeleid van het Oudnederlandse bigravan

begraven

  1. begraven; iets onder de grond stoppen
  2. begraven; een overledene (in een kist) aan de aarde toevertrouwen


  • IPA: /bəɡraːvən/
  • Afgeleid van het Middelnederduitse begraven

begraven

  1. begraven