gestoord
- Geluid: gestoord (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈstort / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /χəˈstɔːrt/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəˈstɔːrt/
- ge·stoord
- In de betekenis van ‘gek’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
- vervoeging van storen: de stam met omvoegsel ge- -d [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gestoord | gestoorder | gestoordst |
verbogen | gestoorde | gestoordere | gestoordste |
partitief | gestoords | gestoorders | - |
gestoord
- (van personen) geen normale functionering van iets (vaak de geest) hebbend
- De ernstig gestoorde dader kreeg een tbs-straf opgelegd.
vervoeging van: | storen… |
verbogen vorm: | gestoorde |
gestoord
- voltooid deelwoord van storen
- Het woord gestoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gestoord" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "gestoord" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gestoord op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be