• con·tact·ge·stoord
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen contactgestoord contactgestoorder contactgestoordst
verbogen contactgestoorde contactgestoordere contactgestoordste
partitief contactgestoords contactgestoorders -

contactgestoord

  1. (psychologie) niet goed in het leggen van intermenselijke contacten
     Mensen van mijn studie dachten dat ik contactgestoord was, maar ik durfde gewoon niet naar buiten.[1]
  1.   Weblink bron
    Simon Andries
    “'Etnische zakenvrouw van het jaar' loopt met roze helm op de bouwplaats” (29/01/2018), NOS