blijven
- blij·ven
- In de betekenis van ‘voortgaan (te bestaan)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901.[1]
- erfwoord: Middelnederlands blīven, zelden belīven, uit Oudnederlands bilīvan, ontwikkeld uit Oergermaans *bilībanan, gevormd bij het sterke werkwoord *līban- ‘(over)blijven’, bij de Indo-Europese wortel *leip-, waartoe ook Tochaars A/B lipā- ‘blijven’, Oudgrieks lípos ‘vet’, Tsjechisch lepit ‘vastkleven’ en Litouws lìpti ‘blijven vastzitten’ behoren.[2][3] Eveneens Nederduits blieven, Duits bleiben, Fries bliuwe en Gotisch bileiban.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
blijven blɛɪvə(n) |
bleef blef |
gebleven ɣəblevə(n) |
klasse 1 | volledig |
blijven
- koppelwerkwoord ~ + predikaat niet veranderen, voortduren
- Het blijft vervelend, zoiets.
- ▸ Bezorgd en koud wikkelde ik mijn regenjas om mijn voeten in de hoop droog te blijven.[4]
- modaal werkwoord ~ + onbepaalde wijs niet veranderen, voortduren, doorgaan
- De bal, die tegen de muur geworpen wordt, blijft terugkomen.
- De vervelende man blijft maar door praten.
- ▸ Het was fascinerend om te zien hoeveel zout ik verloor: na dagen zonder douche stond mijn shirt stijf van de zoute strepen en bleef het bijna rechtop staan.[4]
- ergatief ergens vertoeven en er niet weggaan
- Hij wilde graag op die camping blijven.
|
- blijf-en-presteerovereenkomst, blijf-van-mijn-lijfhuis, blijfhuis, blijfpremie, blijfster, blijfvrouw, blijver
- Aan de strijkstok blijven hangen
geld dat aan een constructief doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken
- Achter de schermen blijven
geen bekendheid ergens mee willen krijgen terwijl diegene het wel bedacht heeft
- Bij de weg blijven
- In gebreke blijven
- Bij moeders pappot blijven
Niet zelfstandig en afhankelijk van de ouders blijven
- Buiten schot blijven
zorgen voor het zelf geen gevaar lopen
- Buiten spel blijven
(willen) proberen niet betrokken te zijn
- Eens gezegd, blijft gezegd
als iemand iets belooft moet die dat ook uitvoeren
- Schoenmaker, blijf bij je leest
doe alleen het werk waar je iets van kent (een leest is schoenmakersgereedschap) ofwel: een mens moet zich alleen bezighouden met datgene waarvan die iets afweet of datgene wat die echt kan
- Met de gebakken peren (blijven) zitten
voor de moeilijkheden opdraaien
- Op iets dood blijven
erg belust op iets zijn (bv geld -> gierig)
- [3] blijven bij(figuurlijk) als standpunt vasthouden aan (niet verwarren met bijblijven)
- • De eigenwijze man bleef bij zijn eigen mening ondanks de overtuigende aanwijzingen dat hij fout zat.
1. niet veranderen
2. voortduren, doorgaan
3. ergens vertoeven
- Het woord blijven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blijven" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "blijven" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ blijven op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Kroonen, Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013; blz. 335
- ↑ 4,0 4,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be