• voor·blij·ven

voorblijven [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorblijven
bleef voor
voorgebleven
klasse 1 volledig
  1. een voorsprong hebben en houden
    • Het was in totaal ruim voldoende om Italië, Rusland, Zwitserland en Noorwegen voor te blijven. Zweden werd uiteindelijk pas zesde door een tegenvallende score bij de publieksstemmen. [2] 
    • De e.Go is een 3,3 meter lange en 1,7 meter brede auto, die vooral is bedoeld voor gebruik in de stad. De topsnelheid is 112 kilometer per uur, waarmee hij net vrachtwagens kan voorblijven. De e.Go accelereert van stilstand naar 50 kilometer per uur in 7,7 seconden. De acceleratiesnelheid van 0 naar 100 kilometer is niet bekendgemaakt. [3] 
    • Verstappen streed in de slotfase met Ferrari-coureur Kimi Räikkönen die de koppositie had en met Lewis Hamilton die vlak achter hem derde lag. „Tegen het einde was het lastig om de banden heel te houden.” Twee ronden voor het einde moest de Red Bull-coureur een ultieme aanval van Hamilton afslaan. „Ik had problemen met mijn achterbanden, maar Lewis kon ook niet harder. Gelukkig kon ik hem voorblijven.” [4]