binnenblijven
- bin·nen·blij·ven
- samenstelling van binnen en blijven
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
binnenblijven |
bleef binnen |
binnengebleven |
klasse 1 | volledig |
binnenblijven
- ergatief de buitenwereld niet betreden
- Omdat ik griep had, ben ik binnengebleven.
- Het woord binnenblijven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.