• re‧main
  • Afkomstig van het Middelengelse remainen.
vervoeging
onbepaalde wijs to  remain 
he/she/it  remains 
verleden tijd  remained 
voltooid
deelwoord
 remained 
onvoltooid
deelwoord
 remaining 
gebiedende wijs  remain 

remain

  1. blijven, achterblijven
    «This is the precipitate that remained on the filter.»
    Dit is het neerslag dat op het filter achterbleef.
  2. overblijven