• na·bij·blij·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nabijblijven
bleef nabij
nabijgebleven
klasse 1 volledig

nabijblijven

  1. ergatief niet ver afdwalen van iets
    • Het is het niveau van vorig jaar aardig nabijgebleven.