nabijblijven
- na·bij·blij·ven
- samenstelling van nabij bw en blijven ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
nabijblijven |
bleef nabij |
nabijgebleven |
klasse 1 | volledig |
nabijblijven
- ergatief niet ver afdwalen van iets
- Het is het niveau van vorig jaar aardig nabijgebleven.
- Het woord 'nabijblijven' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.