blieven
- blie·ven
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
blieven |
bliefde |
gebliefd |
zwak -d | volledig |
blieven
- overgankelijk (voeding) lusten [1], lekker vinden
- Bartje blieft geen bruine bonen.
- overgankelijk (figuurlijk) lusten [2], aangenaam, fijn, aardig e.d. vinden
- ▸ Je begrijpt het al, het was een klucht: vader had een andere schoonzoon op het oog dan de dochter, maar dochterlief bliefde die niet.[3]
- ditransitief (figuurlijk), met meewerkend voorwerp lusten [3], aanstaan [1], bevallen [1], behagen
- ▸ Ik vind spontaan buiten de deur eten oneindig gezellig en koop graag een boek wanneer het mij blieft.[4]
- Het woord blieven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blieven" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
19 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ blieven op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “De Hele Mobilisatie... Godfried Bomans”, Narkive
- ↑ Weblink bron J. Nolet“Waarom ik geen miljoenenbedrijf, kast vol schoenen of huis op Ibiza hoef” (30 augustus 2017)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
blieven
blieven