bevallen
- be·val·len
- In de betekenis van ‘behagen’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- vervoeging van bevallen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
*afgeleid van vallen met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bevallen /bə.'vɑ.lə(n)/ |
beviel /bə.'vil/ |
bevallen /bə.'vɑ.lə(n)/ |
klasse 7 | volledig |
bevallen
- ergatief iets als aangenaam ervaren
- ergatief het leven schenken aan een kind
- Zij is thuis van een wolk van een zoon bevallen.
- [1] tegenvallen
- [1] bevallig
- Het woord bevallen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bevallen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bevallen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bevallen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 15
- 1 2 “All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht
, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be