accoucher
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
accoucher |
accouchais |
accouché |
eerste groep | volledig |
accoucher
- bevallen
- (spreektaal) voor de draad komen (met)
- «Eh bien, elle vient ton histoire? Accouche!»
- En, komt je verhaal nog? Voor de draad ermee! [1]
- «Eh bien, elle vient ton histoire? Accouche!»