Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·staan
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanstaan
stond aan
aangestaan
klasse 6 volledig

Werkwoord

aanstaan

  1. onovergankelijk in de smaak vallen, een positieve indruk maken
    • De plannen van de regering staan mij niet aan. 
  2. onovergankelijk, onpersoonlijk een beetje openstaan
    • Kun je de deur aan laten staan, want ik heb de sleutel niet bij me. 
  3. onovergankelijk, onpersoonlijk (van apparaten e.d.) in werking zijn, ingeschakeld zijn
    • Er was brand ontstaan in het flatgebouw, want de oude man had het gas aan laten staan. 
Verwante begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be