believen
- be·lie·ven
- In de betekenis van ‘behagen’ voor het eerst aangetroffen in 1419 [1]
- afgeleid van lief met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -en [2][3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
believen |
beliefde |
beliefd |
zwak -d | volledig |
believen
- onpersoonlijk naar de zin zijn
- Het beliefde hem niet om daarop in te gaan.
- overgankelijk prijs stellen op, wensen, houden van
- Als je van hem wilt scheiden, zal ik hem een vrijgeleide en een escorte geven naar iedere plaats aan de grenzen van Gondor die hij belieft te noemen. [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | believen | - |
verkleinwoord | - | - |
het believen o
- naar ~: nader door degene die het uitvoert te bepalen, precies zoals je het zelf wilt
- Je kunt er naar believen wat suiker op strooien.
- Het woord believen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "believen" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "believen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ believen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tolkien, J.R.R. (vert. M. SchuchartDe twee torens (2012) Meulenhoff Boekerij B.V., Amsterdam; ISBN 9789460235313; hfst. 6; geraadpleegd 2019-11-02
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be