quedar
- IPA: /ke'ðar/
- que·dar
quedar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
quedar |
quedaba |
quedado |
volledig |
- onovergankelijk blijven, achterblijven, verblijven, vertoeven, verwijlen, resten, nog aanwezig zijn
- zich bevinden, liggen, zijn
- (kleding), passen
- afspreken
- [1] permanecer
- [2] estar