• ver·toe·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vertoeven
vertoefde
vertoefd
zwak -d volledig

vertoeven

  1. inergatief zich ophouden, ergens verblijven
    • Hij vertoefde bij zijn familie. 
    • - Als er al een arendsnest bestaat dat zo verlaten is, een eiland zo afgelegen dat men daar kan vertoeven zonder door een Engelsman te worden aangesproken, staat dat op geen enkele kaart die ik ooit onder ogen heb gekregen. [1] 
  1. David Mitchell Wolkenatlas vertaald door Aad van der Mijn 2005 ISBN 9021474840 pagina 9
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be