Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘tijd doorbrengen’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]

Werkwoord

toeven [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toeven
toefde
getoefd
zwak -d volledig
  1. (formeel) toeven bij: ergens verblijven, ergens zijn
    • Vandaag is het aan de boorden van de Wolga goed toeven op zomeravonden, wanneer de plaatselijke jeugd naar de café's [sic!] en terrassen langs de anderhalve kilometer brede rivier trekt.[3] 
    • Het is ook gewoon prima toeven in de vriendelijke Canadese stad naast de Rocky Mountains.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen