resten
- res·ten
de resten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord rest
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
resten |
restte |
gerest |
zwak -t | volledig |
resten
- absoluut overblijven, over zijn
- Er restte hem weinig anders dan opnieuw te beginnen.
- De voltooide tijden zijn zeldzaam
- Het woord resten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "resten" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- res·ten
Naar frequentie | 482 |
---|
resten
- nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van rest
- res·ten
Naar frequentie | 547 |
---|
resten
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van rest
- res·ten
resten
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van rest
vervoeging van |
---|
restar |
resten
- aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van restar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van restar
- res·ten
Naar frequentie | 621 |
---|
resten
- nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van rest