Watermeloenen.
  • wa·ter·me·loen
enkelvoud meervoud
naamwoord watermeloen watermeloenen
verkleinwoord watermeloentje watermeloentjes

de watermeloenv / m

  1. (fruit) (bloemplanten) Citrullus lanatus   (syn: Citrullus vulgaris) een eenjarige, eenhuizige plant uit de familie Cucurbitaceae met grote, grijs-groene gelobde bladeren. De bloemen zijn eenslachtig en geel tot wit van kleur. De vruchten, die afhankelijk van de soort kunnen variëren in gewicht van 1 tot 50 kg, bevatten vochtig, zoet vruchtvlees. In het vruchtvlees, dat meestal rood is, maar ook wit, roze, geel of oranje van kleur kan zijn, zitten de pitten. Het rode vruchtvlees bevat het hoogste gehalte lycopeen van alle rauw geconsumeerde vruchten (indien een tomaat gekookt wordt, bevat deze relatief meer lycopeen)
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be