eenjarige
- een·ja·ri·ge
eenjarige
- verbogen vorm van de stellende trap van eenjarig
- Hij pakte zijn studie na een eenjarige onderbreking weer op.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eenjarige | eenjarigen |
verkleinwoord |
- levend wezen dat 1 jaar oud is of iets dat 1 jaar bestaat
- De eenjarige ging naar een basisschool in de buurt.
- Het woord eenjarige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.