verleden
- ver·le·den
- vervoeging van verlijden: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ij-ee (IPAː /ɛi/ - /e/) [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verleden | verledens |
verkleinwoord | verledentje | verledentjes |
het verleden o
- de voorafgaande tijd, dat wat voorbij is
- In het verleden.
- ▸ In de pelgrimstochten die ik in het verleden heb gelopen, de boeddhistische 88 Tempels tocht in Japan en de katholieke Camino de Santiago in Spanje, speelt het geloof een belangrijke rol.[4]
|
1. de voorafgaande tijd
stellend | |
---|---|
onverbogen | verleden |
verbogen | - |
verleden [5]
- voorafgaand aan de huidige; voorbij
- Verleden week.
- onvoltooid verleden tijd, onvoltooid verleden toekomende tijd, verleden deelwoord, verleden tijd, voltooid verleden tijd, voltooid verleden toekomende tijd
1. voorbij
vervoeging van |
---|
verlijden |
verleden
- meervoud verleden tijd van verlijden
- Wij verleden.
- Jullie verleden.
- Zij verleden.
- Wij verleden.
- voltooid deelwoord van verlijden
- Het woord verleden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verleden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ verleden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ verleden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be