voltooid verleden tijd

  • vol·tooid ver·le·den tijd
enkelvoud meervoud
naamwoord voltooid verleden tijd -
verkleinwoord - -

de voltooid verleden tijdm

  1. (grammatica) een vorm van de verleden tijd die meestal bestaat uit een onderwerp, een hulpwerkwoord in de onvoltooid verleden tijd en een voltooid deelwoord