plusquamperfectum

  • plus·quam·per·fec·tum
  • van het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord plusquamperfectum -
verkleinwoord - -

het plusquamperfectumo

  1. (taalkunde) voltooid verleden tijd


plusquamperfectum o

  1. (grammatica) vorm van het werkwoord die in het Latijn zowel de actieve als passieve voltooid verleden tijd aangeeft
    amaverat = hij had bemind