• vroe·ger
stellend
onverbogen vroeger
verbogen vroegere
partitief vroegers

vroeger [1]

  1. uit een vorig tijdperk
  2. in voorbije tijden
     Duidelijk blijkt dat de diepere betekenis voor ons nog even waardevol is. Voor de viering zullen wij, terugdenkend aan vroeger, zeker veel mogelijkheden vinden.[2]
     De stank deed vermoeden dat er vroeger duidelijk te veel was gerookt in de kamer.[3]
  • Vroeger was alles beter

vroeger

  1. (zoals) in het verleden.
    • Vroeger was er nog geen WikiWoordenboek. 

vroeger

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van vroeg
    • Ik ben vandaag vroeger opgestaan dan gisteren. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 7
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be