voormalig
- voor·ma·lig
- samenstellende afleiding van voor (voorzetsel) maal (zelfstandig naamwoord "tijdstip") met het achtervoegsel -ig
stellend | |
---|---|
onverbogen | voormalig |
verbogen | voormalige |
partitief | voormaligs |
voormalig
- niet langer; in het verleden geweest
- Hij had een vraaggesprek met de voormalige premier.
- Daar ligt hij dan, Boris Nikolajevitsj Jeltsin, opgebaard in een open kist, gewikkeld in het wit-rood-blauw van de Russische vlag. "De Russische beer is dood", zegt Michail Strigin, treurend over de voormalige leider van het land. [1]
- ▸ Hij pakte hem op en bekeek de man, ongetwijfeld haar voormalige.[2]
- Het woord voormalig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voormalig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tubantia 25-04-07 Rus toont begrip voor Jeltsins fouten
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628265
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be