• wel·eer
  • In de betekenis van ‘bijwoord van tijd: voorheen’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • samenstelling van  wel  en  eer  [2]

weleer

  1. in lang vervlogen dagen
    • Dat is weleer ooit wel de gewoonte geweest. 
94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]