• rem
enkelvoud meervoud
naamwoord rem remmen
verkleinwoord remmetje remmetjes

de remm

  1. (techniek) een mechanisme dat iets vertraagt of tot stilstand brengt
    • De remmen van zijn fiets waren kapot. 
  2. eenheid van ioniserende straling
vervoeging van
remmen

rem

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van remmen
    • Ik rem. 
  2. gebiedende wijs van remmen
    • Rem! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van remmen
    • Rem je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


rem

  1. rem

rem

  1. remmen