remslaap
- rem·slaap
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘fase in de slaap waarin men droomt’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- Samenstelling van het Engelse “rapid eye movement” en “slaap”
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | remslaap | remslapen |
verkleinwoord | remslaapje | remslaapjes |
de remslaap m
- (biologie) een kenmerkende fase in de slaap van mens en (zoog-) dier waarin de ogen snelle bewegingen maken en de hersenen actiever zijn, daarentegen zijn de spieren in hoge mate ontspannen
- Vaak droomt men tijdens de remslaap, die ook wel “paradoxale slaap” wordt genoemd.
- Het woord remslaap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "remslaap" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "remslaap" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be