Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rem·slaap
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘fase in de slaap waarin men droomt’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • Samenstelling van het Engelse “rapid eye movement” en “slaap
enkelvoud meervoud
naamwoord remslaap remslapen
verkleinwoord remslaapje remslaapjes

Zelfstandig naamwoord

de remslaapm

  1. (biologie) een kenmerkende fase in de slaap van mens en (zoog-) dier waarin de ogen snelle bewegingen maken en de hersenen actiever zijn, daarentegen zijn de spieren in hoge mate ontspannen
    • Vaak droomt men tijdens de remslaap, die ook wel “paradoxale slaap” wordt genoemd. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen