• brem·se
  • Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord Bremse
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bremse     bremsen     bremser     bremserne  
genitief   bremses     bremsens     bremsers     bremsernes  

bremse, g

  1. rem
  2. (figuurlijk) factor of toestand met absorbeerende of remmende werking
  • [1]: blokeringsfri bremser
antiblokkeersysteem
  • [1]: træde på bremsen
op de rem trappen