remspoor
- rem·spoor
- samenstelling van rem en spoor [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | remspoor | remsporen |
verkleinwoord | remspoortje | remspoortjes |
het remspoor o
- spoor dat door een rubberband op de weg achtergelaten wordt als er met geblokkeerde remmen geremd wordt
- (eufemisme) (spreektaal) achtergebleven ontlasting in ondergoed of op de toiletpot
- ▸ Onze excuses als het even plastisch wordt, maar we kunnen er niet omheen: menselijke uitwerpselen zijn van nature plakkerig. U kunt er dus zelf niet zo veel aan doen dat een toiletbezoek zo vaak "remsporen" oplevert, vuile vlekken op de toiletpot dus.[2]
1. spoor van een rubberband
2. (eufemisme) achtergebleven ontlasting
- Het woord remspoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "remspoor" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Stefan Grommen“Vaarwel "remsporen": kan dit ultragladde laagje voor toiletpotten miljarden liters water uitsparen?” (19 november 2019) op vrt.be
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be