ondergoed
- Geluid: ondergoed (hulp, bestand)
- IPA: / ˈondərɣut / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈɔn.dər.ˌχut/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɔn.dər.ˌɣut/
- (Limburg): /ˈɔn.dər.ˌɣud/
- on·der·goed
- samenstelling van onder en goed zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ondergoed | - |
verkleinwoord | ondergoedje | ondergoedjes |
het ondergoed o
- (kleding) kleding die direct op het lichaam gedragen wordt, doorgaans nog onder andere kleding
- Hij stond zich in zijn ondergoed af te vragen welk pak hij vandaag aan moest trekken.
- (landbouw) de bladeren van de tabaksplant vlak boven de grond of net daarboven, die een tabak van mindere kwaliteit opleveren
- [1]: menstruatieondergoed
- [2]: aardgoed, zandgoed
1. kleding die direct op het lichaam gedragen wordt, doorgaans nog onder andere kleding
- Het woord ondergoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ondergoed" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be