Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zand·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zandgoed -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het zandgoedo

  1. (landbouw) de onderste bladeren van de tabaksplant die een inferieur soort tabak opleveren
    • Dit is alleen te danken aan het kleurige, vette bestgoed, want wat het aard- en zandgoed betreft, dit is dit jaar in kwaliteit verre beneden dat van 1902 en 1903.[1] 
Antoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Utrechts Nieuwsblad (08-12-1904), pag. 2