remkracht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rem·kracht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rem zn en kracht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | remkracht | remkrachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- de kracht die een voertuig vertraagt
- Ventoso vraagt zich af wat de meerwaarde is van de schijfremmen als je de voordelen (meer en preciezere remkracht) afzet tegen de nadelen (moeilijk wielen vervangen en gevaarlijk voor rijders). Hij verwijt de bonden, teams en bovenal renners zelf dat ze niets doen. "We wachten altijd tot er verschrikkelijke dingen gebeuren voor we maatregelen nemen."[2]
- De datarecorder zit in alle moderne auto’s en slaat de laatste vijf seconden op voor het ongeluk. Het legt snelheid vast, de stand van het gaspedaal, de hoek van het stuur, de remkracht, of de gordels vast waren en of de airbags hebben gereageerd. Dingelhoff: „Het is een zeer interessante ontwikkeling."[3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord remkracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "remkracht" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 10 januari 2017
- ↑ Tubantia 11 augustus 2016
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be