gietijzeren remblokken van een trein
  • rem·blok
enkelvoud meervoud
naamwoord remblok remblokken
verkleinwoord remblokje remblokjes

het rembloko

  1. blokvormig deel van een rem dat door wrijving een beweging vertraagt (kinetische energie omzet in warmte)
    • De remblokjes van mijn fiets waren helemaal versleten. 
  2. (figuurlijk) persoon of organisatie die als rem functioneert op een ontwikkeling
    • De overname van de machinebouwer Titan Masini is net afgeketst, doordat potentiële Duitse kopers moedeloos werden van 'het remblok' zoals zij de staat aanduidden. De ambassades van de Europese Unie hebben vorig jaar Vacaroiu een lijst van de obstakels voor investeerders overhandigd . [2] 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Karel Berkhout 2 juli 1996
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be