race
- race
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | race | races |
verkleinwoord | raceje | racejes |
- wedstrijd waarbij het erom gaat een bepaald traject of parcours zo snel mogelijk af te leggen
|
1. wedstrijd waarbij het erom gaat een bepaald traject of parcours zo snel mogelijk af te leggen
vervoeging van |
---|
racen |
race
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van racen
- Ik race.
- gebiedende wijs van racen
- Race!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van racen
- Race je?
- aanvoegende wijs van racen
- Het woord race staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "race" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "race" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
race | races |
race
- (sport): loop, wedloop, race
- (techniek): groef of baan waarin de kogels van een kogellager lopen
- (techniek): smalle waterloop van een watermolen ect.
- ras, soort van mens of dier
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to race |
he/she/it | races |
verleden tijd | raceed |
voltooid deelwoord |
raceed |
onvoltooid deelwoord |
raceing |
gebiedende wijs | race |
race
- race
- Uit Middelfrans rasse “het geheel van de voorouders en nakomelingen van dezelfde familie of groep mensen” (1480), “oorsprong, afstamming” (1558), waarschijnlijk ontleend aan Italiaans razza “familie”, “diersoort” [1]
race v
- ↑ race (Etymologie) in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994) op de website cnrtl.fr .