• oli·fan·ten·race
enkelvoud meervoud
naamwoord olifantenrace olifantenraces
verkleinwoord - -

de olifantenracev / m

  1. wedloop tussen bereden dikhuidige slurfdieren Elephas maximus  
     In Jajpoer was in november een olifantenrace aangekondigd.[1]
  2. (figuurlijk) (verkeer) vrachtwagens die lang bezig zijn elkaar in te halen doordat het verschil in snelheid maar klein is
     Hier en daar waren een paar vrachtwagenchauffeurs bezig met een olifantenrace, daartussendoor schommelden caravans op weg naar hun vakantiebestemming.[2]
  1.   Weblink bron “Reizen en stilstaan.” (1988), In de Knipscheer, Amsterdam, ISBN 9062652808, p. 99
  2.   Weblink bron “De jasmijnzussen” (2015), Meulenhoff Boekerij B.V., Amsterdam, ISBN 9789402303889, hfst. 10