Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·ring·race
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haringrace haringraces
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de haringracem

  1. wedstrijd wie na de winterstop de eerste Hollandse nieuwe aan wal brengt
    • De Scheveningse schipper Pronk won alweer de haringrace. 

Gangbaarheid