knippen
- knip·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
knippen |
knipte |
geknipt |
zwak -t | volledig |
knippen
- met een schaar (uit)snijden
- Wat ben jij mooie figuren aan het knippen!
- ▸ Op een avond vond ik een kleine ronde spiegel in de struiken en besloot ik mijn haar te knippen.[3]
- een klikkend geluid met de vingers maken
- Kun jij met je vingers knippen?
- (informatica) een bewerking waarbij een uitgekozen hoeveelheid informatie van de ene plek verwijderd wordt, meestal om haar op een andere plek te kunnen plakken
- Je mag die tabel wel uit mijn presentatie knippen.
- een knijpende beweging maken, in het bijzonder met het oog
- Vermoeid knipte hij met zijn ogen.
- knipperen (4)
- Geen knip voor de neus waard zijn
zijn vak niet kennen en er geen verstand van hebben
1. met een schaar uitsnijden
2. een klikkend geluid met de vingers maken
de knippen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord knip
- Het woord knippen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knippen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "knippen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ knippen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be