cut
Naar frequentie | 563 |
---|
enkelvoud | meervoud |
---|---|
cut | cuts |
cut
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to cut |
he/she/it | cuts |
verleden tijd | cut |
voltooid deelwoord |
cut |
onvoltooid deelwoord |
cutting |
gebiedende wijs | cut |
cut
- overgankelijk snijden
- «Cut the meatballs in half and set aside.»
- Snijd de gehaktballen in het midden door en leg ze opzij.
- «Cut the meatballs in half and set aside.»
- overgankelijk opensnijden
- overgankelijk knippen
- overgankelijk afknippen
- overgankelijk verlagen
- overgankelijk verwijderen