• ver·knip·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verknippen
verknipte
verknipt
zwak -t volledig

verknippen [1]

  1. overgankelijk in kleine stukjes knippen
  2. overgankelijk door knippen verknoeien, verkeerd knippen
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]